werkwoorden verleden tijd in zinnen thema 8

Maak goede zinnen in de verleden tijd


Alle zinnen in de verleden tijd maken

(regenen) Het een uur.
(schijnen) De zon om 10 uur.
(waaien) Het hard.
(stijgen) De temperatuur naar 25 graden.
(dooien) Het bij 1 graad boven 0.
(vriezen) Het 8 graden.
(stormen) Het niet.
(dalen) De temperatuur in de winter.