terug
index
volg oef
werkwoorden in zinnen thema 3
Maak goede zinnen in de verleden tijd
Alle zinnen in de verleden tijd maken
(gaan) Wij
gisteren naar de bruiloft.
(zijn) De tante
gisteren op de verjaardag.
(denken) Ik
aan mijn familie.
(hebben) De man
liefdesverdriet.
(lopen) Jij
naar de buurvrouw.
(tellen) De oma
haar kleinkinderen.
(luisteren) De zoon
naar zijn moeder.
(zijn) De pubers
verliefd.
(heten) Mijn vader
Mohammed.
(maken) Het schoolkind
huiswerk.
(zeggen) De baby
niets.
(knippen /plakken) De kleuter
en
.
(gaan) Ik
naar de verjaardag.
(zijn) Ik
een puber.
(hebben) De ouders
vroeger 1 zoon en 1 dochter.
nakijken
OK
terug
index
volg oef