terug
index
volg oef
werkwoorden verleden tijd in zinnen thema 1
Maak goede zinnen in de verleden tijd
Alle zinnen in de verleden tijd maken
(pakken) De juf
gisteren de toets.
(tekenen) De meester
het paar op het bord.
(schrijven) Ik
in de map.
(leren) Jij
de woorden.
(wijzen naar) De leerling
naar het raam.
(staan) De prullenbak
naast de deur.
(zitten) Ik
op de stoel.
(pakken) Jij
het kleurpotlood.
(leren) Ik
Nederlands.
(schrijven) De meester
op het bord.
(staan) De stoel
voor de kast.
(tekenen) De leerling
met de stift.
(wijzen naar) Ik
naar de klok.
(lezen) De juf
de toets.
nakijken
OK
terug
index
volg oef