terug
index
volg oef
voltooid deelwoord in zinnen thema 5
Maak goede zinnen
(kosten) De trui heeft € 15,--
.
(kopen) Hij heeft een broek
.
(sporten) Jullie hebben in een korte broek
.
(springen) Zij is over de tas
.
(aantrekken) Ik heb mijn sokken
.
(hangen) De jas heeft aan de kapstok
.
(zwemmen) Jij hebt in jouw bikini
.
(rennen) Wij hebben op onze sportschoenen
.
(uittrekken) Zij heeft haar jurk
.
(zien) Hij heeft de kledingwinkel
.
(kosten) De laarzen hebben € 75,--
.
(aantrekken) Hij heeft zijn schoenen
.
(kopen) Jij hebt een riem
.
(hangen) De sokken hebben aan de stoel
.
(uittrekken) Wij hebben de truien
.
nakijken
OK
terug
index
volg oef