voltooid deelwoord in zinnen thema 3

Maak goede zinnen


(gaan) Wij zijn naar de bruiloft .
(zijn) De tante is op de verjaardag .
(denken) Ik heb aan mijn familie .
(hebben) De man heeft liefdesverdriet .
(lopen) Jij bent naar de buurvrouw .
(tellen) De oma heeft haar kleinkinderen .
(luisteren) De zoon heeft naar zijn moeder .
(zijn) De pubers zijn verliefd .
(maken) Het schoolkind heeft huiswerk .
(zeggen) De baby heeft niets .
(knippen /plakken) De kleuter heeft en .
(gaan) Ik ben naar de verjaardag .
(zijn) Ik ben een puber .