Vul het werkwoord op de juiste manier in. Klik op nakijken om eventuele fouten te verbeteren. Je kunt niet spieken.
1 (t.t. verbeelden)ik hij wij (v.t. verbeelden)ik hij wij 2 (t.t. verbranden)ik hij wij (v.t. verbranden)ik hij wij 3 (t.t. verhuizen)ik hij wij (v.t. verhuizen)ik hij wij 4 (t.t. verkleden)ik hij wij (v.t. verkleden)ik hij wij 5 (t.t. vermelden)ik hij wij (v.t. vermelden)ik hij wij 6 (t.t. vermoorden)ik hij wij (v.t. vermoorden)ik hij wij 7 (t.t. versperren)ik hij wij 8 (t.t. verstuiken)ik hij wij (v.t. verstuiken)ik hij wij 9 (t.t. verven)ik hij wij (v.t. verven)ik hij wij 10 (t.t. verwachten)ik hij wij