Vul het werkwoord op de juiste manier in. Klik op nakijken om eventuele fouten te verbeteren. Je kunt niet spieken.
1 (t.t. mankeren)ik hij wij (v.t. mankeren)ik hij wij 2 (t.t. melden)ik hij wij (v.t. melden)ik hij wij 3 (t.t. noemen)ik hij wij (v.t. noemen)ik hij wij 4 (t.t. oefenen)ik hij wij (v.t. oefenen)ik hij wij 5 (t.t. onderscheiden)ik hij wij (v.t. onderscheiden)ik hij wij 6 (t.t. ontmoeten)ik hij wij (v.t. ontmoeten)ik hij wij 7 (t.t. peinzen)ik hij wij (v.t. peinzen)ik hij wij 8 (t.t. plagen)ik hij wij (v.t. plagen)ik hij wij 9 (t.t. poetsen)ik hij wij (v.t. poetsen)ik hij wij 10 (t.t. polijsten)ik hij wij (v.t.)ik hij wij