Oefening 20



Vul de juiste vorm in


We morgen niet komen. kan/ kunnen
je vanavond werken? Moet/ Moeten
Je snel de dokter bellen. moet/ moeten
Ik niet werken in het weekend. kan/ kunt
jullie voor Mark zorgen? Kan/ Kunnen
je nu al naar huis? Moet/ moeten
Marie mij morgen helpen? Kan/ Kunt
Ik een afspraak maken met de dokter. kan/ kunt