137 9

Vul het goede antwoord in.
Laatste zin hoofdletter!


vul het juiste antwoord in.


Kan ik helpen? je/jij

Kijk eens Luuk. Deze kroket is voor ik./jou.

De slager geeft een pond rundergehakt. ik/me

Myriam geeft een feest. Kom ook? jij/jou

Dag mevrouw. Wat kan ik voor doen? u/jij

wil graag een cola. Ik/Me