zinnen13

Maak goed zinnen


Maak goede zinnen

Begin met de hoofdletter

1. nog nooit/ geweest/ in Nederland/ Zij/ is.



2. in de tuin/ zitten/ vaak/ Wij/ in de zomer.



3. dat boek/ gelezen/ Ik/ heb/ al.



4. met vrienden/ naar de bioscoop/ Zij/ ging/ gisteravond.



5. elke dag/ studeert/ Hij/ Nederlands/ na het werk. (begin met hij)